Ingelezen op 29 mei 1991, uitgezonden op Radio 5 enkele dagen later in rubriek over Taal. | |||
Waar gebeurd. Een interview voor de Krant op Zondag. Het kamerlid tegenover me sprak openhartig: "...en verder zit ik natuurlijk ook voor m'n horizontale profilering in de Tweede Kamer". Pardon, wie z'n moeder? De ho-ri-zon-ta-le pro-fi-le-ring?? U bedoelt: voor uw eigen carrière? "Inderdaad", glunderde hij. Zég dat dan, zei ik. Hij, licht verongelijkt, "dat zéi ik toch". Kwartier later. We hadden 't inmiddels even over het plan van een commissie die had voorgesteld het salaris van kamerleden te verhogen. Glunderend sprak het Kamerlid: "Ik wacht effectuering van de voorstellen van de commissie-Van Kemenade met grote belangstelling af!" Hij was nog trots op z'n vondst ook. U bedoelt, zei ik, dat u met plezier op het moment wacht dat u meer géld op uw girorekening gestort krijgt? Instemmend geknik, wederom vergezeld van de mededeling, "dat zéi ik toch". Het probleem is dat de goede man twee keer iets zei en tegelijkertijd twee keer niet iets zei. Voor het grote publiek maakte hij op dat moment wel geluid, maar hij zei niks, want de boodschap kwam niet door. Ik zou nog altijd 'ns graag met een paar politici een buitengewoon ingewikkeld universitair college wiskunde willen bijwonen. "U begreep zeker geen bal van wat de professor zei, hè?" "Nee, inderdaad". "Mooi zo, dan weet u nu hoe het voor een gemiddelde klas op werkbezoek in de Tweede Kamer is als ú het woord voert over inverdieneffecten, randvoorwaardelijk geoormerkte clusterbedragen en meer van dat soort totale nonsens." Als hij dat doorkrijgt, van u de kans krijgt te begrijpen waarom u voor bepaalde beslissingen ook verantwoordelijk wilt zijn, kortom als de politiek weer smoel krijgt, dan gaat-ie misschíen straks zelfs wel weer stemmen. De bal ligt bij u.
|
|||