Sinds januari 2002 schrijft Ton Elias maandelijks een column in het vakblad De Journalist.
De warme deken (14 juni 2002)

In de discussie "Fortuyn en de journalistiek" is een belangrijk punt onderbelicht: de nog immer niet uitgeroeide cultuur van de jaren zeventig op redacties. Restaurants in Nederland zijn de afgelopen vijf jaar opgebloeid door een krachtige kwaliteitsimpuls. De vraag of het er tijdens dat onweerlegbare verbeteringsproces in de keuken gezellig en democratisch aan toe is gegaan, is gode zij dank aan die kwaliteitsvraag ondergeschikt geweest. De patron is de baas, hij geeft de marsroute aan.

Wijs mij één hoofdredacteur in Nederland aan die zo opereert. Hij is er niet. En waarom niet? Omdat de warme deken van de democratische omgangsvormen van het sociologisch instituut op de universiteit van de jaren zeventig nog steeds het kenmerk vormt van z'n benoeming. De redactie mag het namelijk bepalen - en de redactie kiest een allemansvriend. Natuurlijk is dat vaak een op zich verdomd goeie journalist. Maar hij begint in een korset en worstelt zich er niet meer uit. Harde eisen van kwaliteitsverbetering en niet te vergeten sancties als ze niet gehaald worden, vergeet het maar.

Iedereen weet dat er A, B, C1 en C2-journalisten zijn. A-journalisten zijn dun gezaaid: Martin van Amerongen, Jantje Tromp, Frénk van der Linden, John Jansen van Galen, Ischa Meijer, Hendrik Jan Schoo en nog een paar. Ze bezitten werkelijk de magie van het gouden pennetje en zouden eigenlijk 125.000 per jaar moeten verdienen. Ze geven de krant smoel. Dan is er een getalenteerde groep van B-journalisten. Verslaggevers die snappen hoe de kloot draait en er helder, rap en inzichtelijk over kunnen schrijven. Ik zou zeggen: een eurotonnetje per jaar. Dan de massa: de C1-ers. Om vijf uur naar huis, de journalistiek is een leuke baan, maar we moeten het niet overdrijven. De saaie, maar deugdelijke backbone van de krant. Op een kwalitatief gestuurde redactie groeien ze van
50.000 kalmpjesaan naar hun plafond van 80.000. De C-2-ers tenslotte: een vergaarbak van nieuwe aanwas, 30 tot 50.000. Ze mislukken, worden braaf C-1-er of stormen rap door naar B.

Het moet ook heel gewoon zijn om open over die categorieën te praten. Kwaliteit en inzet zijn immers essentieel - en de hoofdredacteur geeft via de chefs aan hoe-ie er tegen aankijkt. Jazeker: hardop krijgt iemands stuk een cijfer. Gewoon, alsof kwaliteit belangrijk is vanwege de lezer.

Kwaliteit en transparantie - regelmatig lees ik daarvoor pleidooien in de pers. Waarom geldt dat voor tal van organisaties, maar niet voor de journalistiek zelf?

Ton Elias