Sinds januari 2002 schrijft Ton Elias maandelijks een column in het vakblad De Journalist.
Verneukt (15 november 2002)

De vraag die veel redacties teistert is hoe jongeren te bereiken. Dat een stagiair alleen de Spits en Metro leest schijnt inmiddels normaal te zijn.

Yorin richt zich op die jongeren. Door jeugdig publiek bij Jensen werd Fortuijn al enthousiast toegeklapt op een moment dat Melkert en Zalm nog moesten ontdekken wat voor TV-programma dat eigenlijk was.

Dus toen Yorin mij vroeg iets te zeggen over de potentiële politieke rol van Herman Heinsbroek (hij deed nog mee), zei ik braaf ja. Jongeren, tenslotte.

Er kwam een vriendelijk meisje langs, dat netjes een vragenlijstje langsliep. 'Wat doen we', vroeg ik, 'stel je je vragen spontaan en kan ik terwijl je draait af en toe een denkpauze nemen om het opnieuw op te pikken als het niet lekker loopt of vertel je me van tevoren wat je ongeveer weten wilt zodat ik er vooraf over kan nadenken en we het in één keer opnemen?'. Het eerste had haar voorkeur – en ik stopte dus inderdaad een aantal keer, bijvoorbeeld over de vraag welke slogan Heinsbroek zou moeten voeren. Het leek me niet zo raar om 20 seconden na te denken over iets waar een voltallig reclameteam een week-end over brainstormt. 'Geef de ideeën van Fortuijn een tweede kans' leek me binnen die tijdsspanne nog niet eens zó slecht bedacht.

Wat er gebeurde voelt u al aankomen. In de uitzending waren al mijn herstarts en denkpauzes uitgezonden – met satirisch commentaar eronder. Verneukt dus! Yorin gebeld. Eindredacteur Mascha van Erven: "Iemand anders heeft het gemonteerd en als die afspraak met u gemaakt is, is dat inderdaad niet netjes. We verwachtten uw telefoontje trouwens al. Maar u bent uw ergernis nu tenminste kwijt". Zo lust ik er nog wel een paar. Natuurlijk hebben er mensen hartelijk gelachen om het feit dat ik voor lul stond; het zij ze van harte gegund.

Maar wat zeg ik vanaf nu tegen mijn klanten? Tot nu toe leg ik ze steeds uit dat een TV-journalist niet per definitie een vijand is en dat ze minder koudwatervrees moeten hebben, zolang ze maar gewoon Nederlands spreken en de interessanterie van de directievleugel achterwege laten. Moet ik hen nu gaan leren om over de montage te onderhandelen, desnoods met advocaten erbij? Als we daarheen gaan is het huis natuurlijk weer te klein. Maar wie de kip was, die dat ei legde zullen journalisten tegen die tijd wel weer vergeten zijn.

Ton Elias